Nog een stap verder

Article

1924

 

Nog een stap verder

[1]

Met zeer veel voldoening las ik Dinsdagavond in ‘de Gelderlander’ het verslag van de Protest-vergadering in Den Haag, gehouden naar aanleiding van de anti-klerikale politiek der Fransche Regeering en het artikeltje, dat de Redactie op de eerste bladzijde daaraan wijdde.

De vraag werd daarin gesteld, of deze vergadering het sein zal wezen van een beweging over heel Nederland, of deze protest-vergadering zal worden gevolgd door tal van andere op andere plaatsen. Terecht werd opgemerkt: “Wat helpt één telegram uit het kleine Holland, als het niet slag op slag door andere wordt gevolgd. Den Haag gaf het sein aan Nederland. Nederland moet het doorgeven aan de katholieken van andere landen. Maar dan moet het heel luid klinken. Door het gansche vaderland.”

Gelijk op de Haagsche vergadering het Kamerlid Ir. Feber opmerkte, wij willen geen ongeoorloofde agitatie verwekken tegen een bevriende mogendheid, evenmin onze Broeders en Zusters in Frankrijk prikkelen tot daden, die volgens onze Roomsche opvattingen niet geoorloofd zijn, niet tot verzet tegen het wettig gezag.

Wij willen slechts openlijk verklaren, dat wij reeds al te lang in ons binnenste besloten hielden, dat ons de Fransche politiek in haar houding tegenover de katholieken noodlottig voorkomt, een schending niet alleen van de rechten van hen, die wij beminnen en vereeren, maar ook een ramp voor het land, die niet alleen in zijn religieuzen, maar onder zeer veel opzichten onze liefde bezit, gelijk het die had sinds eeuwen.

Wij worden in ons protest allerminst geleid door gedachten, vijandig aan Frankrijk, integendeel. Wij zouden daarbij willen zijn en blijven de vriend, die den vriend zijn feilen toont en daardoor nog meer recht heeft op vriendschap dan voorheen.

Maar dan is het niet genoeg, te bidden voor de Fransche Katholieken, dat zij sterk mogen zijn in den strijd en de vervolging, dan is het niet genoeg, als wij hun daarbij de verzekering geven van ons medeleven met hunne nooden en deze daardoor eenigzins lenigen, niet genoeg, dat een telegram van Neerlands Katholieken gaat naar Zijne Eminentie Kardinaal Dubois, en in hem aan alle Fransche Katholieken, een telegram, waarvan de toezending misschien in de Fransche bladen wordt vermeld en zoo ter oore komt van hen, die de Fransche regeering leiden.

Neen, dan moeten de Katholieken van Nederland zich rechtstreeks wenden ook tot de Fransche Regeering en haar onomwonden te kennen geven, wat onze liefde voor Frankrijk ons ingeeft.

Pater Van der Geest zeide in Den Haag, dat de Franschen gevoelig zijn voor de stemming in het buitenland. Zeker is het, dat zij daarvan onder den oorlog in hooge mate blijk gaven. Waar de strijd thans naar ander terrein wordt verlegd, zal die gevoeligheid niet zijn verdwenen. Maar dan moge die gevoeligheid niet slechts onze Broeders en Zusters doen ondergaan, maar ook de Fransche Regeering tot een oogenblikkelijke bezinning doen komen.

Politici vreezen misschien dat het zetten van dezen stap het protest alweer iets meer zal doen schijnen een inmenging in de interne aangelegenheden van een ander land, waarvan zij zich steeds niet genoeg meenen te kunnen en te moeten onthouden, maar vooreerst willen we de Regeering en de staatkundige partij der Katholieken als zoodanig er buiten laten. Waar de staat zwijgt, kan toch de maatschappij nog spreken. Wij zijn toch ook nog allen menschen, die tot elkander mogen spreken en niet overal de grenzen van land en volk hebben te trekken.

Vervolgens moge men in dezen stap – ik herhaal dit – niet iets vijandigs zien, daarin geen toon leggen van aanmatiging van door de Fransche Regeering niet te erkennen rechten.

Nu de Redactie van ‘de Gelderlander’ de vergadering in Den Haag heeft opgevat als een sein en dat sein heeft doorgegeven, toch wel allereerst voor Nijmegen, zal dat niet onbeantwoord blijven. Ook Nijmegen zal en moge zijn gelijkwaardige protestvergadering hebben, maar juist daarom meende ik goed te doen, er op te wijzen, dat dan nog een stap verder kon worden gezet.

Nog slechts enkele weken geleden toonde katholiek Nijmegen zijn liefde en bewondering voor de kleine Zalige Teresia van Lisieux, het beminde Carmelitesje. Tweemaal was de zaal waar haar leven in beeld werd gebracht, vol. Men juichte de Zusjes van de beminnelijke Zalige toe, toen ook haar beeld op het doek kwam. Men wete, dat ook deze gevierde Zusters de verbanning boven het hoofd hangt en, blijft Frankrijk voortgaan op den ingeslagen weg, wellicht spoedig de Zusjes van de Z. Teresia van Lisieux haar toevlucht moeten zoeken in Nederland om getrouw aan haar verheven roeping te kunnen blijven leven.

Ik fantaseer niet. Een bevriende hand zond mij een bericht uit ‘La Croix’ van 17 October 1924: “La France tout entière … l’étranger … l’univers appendra avec stupeur et colère que, hier mardi 15 Octobre, en la fête de sainte Térèse, le commissaire de police s’est présenté au Carmel de Lisieux pour poser aux religieuses le questionnaire connu, prélude de la prison, de l’amende et de l’exil.”

Ter illustratie en bevestiging van dit laatste, dat n.l. dit onderzoek het voorspel is van gevangenis, beboeting en verbanning, haal ik slechts aan, wat Z.D.H. de Bisschop van Rodez, Mgr. de Ligonnes, in een schrijven aan de Oversten van de religieuze huizen daarover zegt: “Het is onze plicht, u in herinnering te brengen, dat gij noch rechtstreeks noch zijdelings uw medewerking kunt verlenen aan het ten uitvoer leggen van dezen maatregel, die zooveel beteekent als het eerste bedrijf van de vervolging.”

O, zeker, ten opzichte dezer arme Zusters herhalen wij gaarne met Pater Van der Geest in Den Haag de woorden van president Roosevelt over de verbannen religieuzen van Frankrijk: “Stuurt er ons zooveel mogelijk, wij hebben nooit genoeg van zulke immigranten”, maar toch ons hart komt in verzet, als wij zulke onschuldige God toegewijde maagden, wier geheele leven is beheerscht door de liefde tot God en den naaste, zien uitgewezen als gevaarlijk voor de Fransche maatschappij en wij beschouwen dat niet slechts als een onrecht aan haar gepleegd, maar als een ramp voor Frankrijk.

En terwijl wij God bidden, dat hij de vervolgden sterkte en den vervolgers op hun Damascusweg zijn licht doe toekomen, meenen wij met een woord van opwekking tot de eersten, een woord van ernstig betoog aan de laatsten te mogen verbinden.

Titus Brandsma, Carm.

 


  1. Published in: De Gelderlander, 27 November 1924, page 1.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2025