Een huis van Maria

1919

Article

 

Een huis van Maria. Naar aanleiding van de vernieuwing van een oud kloosterzegel

Door P. Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm., Oss.[1]

Als men met den trein uit Gelderland over de spoorbrug het land van Ravenstein en daarmee Brabant binnengaat, ligt aan den rechterkant van den spoorweg tegenover het kleine stadje Ravenstein, tusschen groen gedeeltelijk verscholen een oud klooster, door nieuwe gebouwen uitgebreid.

Het is het klooster ‘Soeterbeeck’ onder Deursen, waarvan de vierkante stompe toren een tien minuten verder ligt.

Niet altijd lag het klooster ‘Soeterbeeck’ op de plaats, waar wij het thans zien.

Het werd, reeds in 1448, gesticht te Nederwetten bij Eindhoven en kort daarop verplaatst naar het gehucht Boort bij Nuenen, ter plaatse, waar het kleine riviertje of beekje de Rul in de Dommel vloeit.

Eerst in 1732 namen de Zusters, [83] door de maatregelen der Staten-Generaal uit Nuenen verdreven, de wijk naar het veiliger Deursen in het vrije Land van Ravenstein.

Men spreekt daarom ook van ‘Oud-’ en ‘Nieuw-Soeterbeeck’, maar het nieuwe is het oude. Het is niet “veraerd van d’ouden stam”. De loot werd overgeplant op anderen bodem, doch behield de oude levenskracht en bracht dezelfde vruchten voort. Wij maken dan ook geen onderscheid tusschen Oud- en Nieuw en spreken slechts van het klooster ‘Soeterbeeck’.

Het wordt bewoond door Kanunnikessen van de Orde van den H. Augustinus. Van de wereld afgescheiden door haar gelofte van slot, leven de Zusters er slechts met en voor haar Bruidegom in gebed en overweging, afgewisseld met eenvoudigen huiselijken arbeid.

Het is een slotklooster, waarvan de wereld het nut niet begrijpt, doch waarop God met welbehagen nederziet als op een plaats, waar men leeft voor Hem en men voor duizenden in het rond, die geen tijd meenen te hebben met Hem te spreken, tot Hem bidt om genade en zegening. De bekende en zoo werkzame Kardinaal Lavigerie, de groote man der Afrikaansche missiën besefte het nut van zulke kloosters, toen hij vóór alles te Algiers een slotklooster wilde. Hij was overtuigd, dat het gebed dier van de wereld afgesloten Zusters voor zijn missie het eerst noodige was en een waarborg, voor haar bloei en vruchtbaarheid. Schonk God ook niet aan den arbeid van den beroemden Petrus Claver zegen en vrucht om het gebed, dat in Europa een eenvoudige kloosterbroeder voor het welslagen zijner zending stortte?

Wij zouden hier op dit eene klooster niet wijzen, zoo niet een bijzondere omstandigheid er onze aandacht op gevestigd had.

Het klooster ‘Soeterbeeck’ is zeer bijzonder, wat wij boven dit artikel schreven, een huis van Maria en het legde daarvan een nieuw getuigenis af door weder invoering van een zegel, dat zijn toewijding aan Maria op zoo schoone wijze uitdrukt. Daarmede toonen de Zusters opnieuw, dat zij onder de bijzondere aanroeping en bescherming van Maria haar ingetogen leven willen leiden.

Wij zien dit ook reeds in den naam des kloosters, van ouds bekend als het klooster van Onze Lieve Vrouw van Soeterbeeck. Wij zien het echter zeer bijzonder in het zegel, waarmede het klooster oudtijds zijn officiëele stukken bekrachtigde. Het stelt ons Maria voor onder een gothisch baldakijn, ter aanduiding, dat het klooster bovenal wil wezen een huis van Maria en dit als kenmerk des kloosters in zijn zegel wenschte uit te drukken.

Die oude traditie wil het klooster handhaven.

Het heeft daarom het oude zegel in eere hersteld, of liever naar het oude voorbeeld een nieuw doen vervaardigen, dat, evenals Nieuw-Soeterbeeck te Deursen gelijk is aan Oud-Soeterbeeck te Nuenen, niets is dan een getrouwe afbeelding van het oude. Slechts heeft de hand van den kunstenaar scherper uitgebeeld, [84] wat in de oude wasafdrukken slechts flauw is aangegeven.

Wij zien Maria als ten troon geheven.[2]Het verzinnebeeldt de vereering van Maria in het klooster. Zij draagt het Goddelijk Kind om aan te duiden, dat zij niet nalaten moge de bede te verhooren, in het Salve Regina telken dage door de Zusters herhaald, dat zij haar na deze ballingschap toone de gezegende vrucht haars lichaams. Een gothisch troontje met baldakijn overhuift het beeld der Lieve Vrouw. Het verzinnebeeldt het huis, dat een woonstee van Maria wezen wil. De gothische stijl, de stijl der middeleeuwen duidt aan, dat de geschiedenis des kloosters teruggaat tot voor den tijd der Hervorming, tot den tijd der Middeleeuwen.

Achter het baldakijn zien we een afsluiting door traliën, een aanduiding van het slot in het klooster onderhouden, een symbool van het verborgen leven. Niet zoo sterk evenwel is die tralie of in het midden daarvan treedt in het beeld der H. Maagd de bijzondere vereering naar voren, door de Zusters Maria bewezen.

Hoe afgesloten van de wereld het leven dier eenvoudige Zusters moge wezen, zij leven toch niet zoo verborgen, of haar deugd openbaart zich naar buiten en haar godsvrucht tot Maria noodigt allen uit met haar Maria te eeren.

Onder de voeten van Maria stroomt het levend water ‘de zoete beek’ van zegening, welke in het klooster aan de voeten van Maria’s beeltenis ontspringt en uit het klooster een stroom van genaden de wereld doet toevloeien, nadat het eerst leven en vruchtbaarheid schonk aan den heiligen bodem van het klooster zelf. Aan den voet der waterstroomen rijzen de boomen omhoog, welke door haar lommer een dak vormen over het beeld van Maria. In den gothischen stijl zijn pilaren en gewelven als de boomen van een woud. Het huis Gods wordt er een beeld der levende natuur. Het huis Gods is geen huis van doode steenen. Zielen, gedrenkt door het water van Gods genade, rijzen er als ceders omhoog. De ‘zoete beek’ van zegening, welke de zielen drenkt en vruchten dragen doet, stroomt echter vanuit het klooster ook de wereld in. Dit duidt het water aan, dat op het zegel uit het huis van Maria wegstroomt naar beneden. Reeds groeien aan den kant de bloemen, ter verzinnebeelding, dat het leven der Zusters ook buiten het klooster zegening brengen en vruchten kweeken moet, schoonheid moet geven aan de dorre wereld rondom.

Zoo is in dit zegel op zinrijke wijze de geheele beteekenis van het klooster weergegeven.

Het kan niet anders, of de vernieuwing van het oude zegel zal voor de Zusters een nieuwe prikkel zijn, om, als tot heden, de traditiën te handhaven, welke in dit zegel staan uitgedrukt en de eer van haar klooster uitmaken.

Het huis, dat tot heden steeds zulk een bevoorrechte stede van Maria was, zal een huis blijven, dat altijd op bijzondere wijze Maria vereert en tot loon daarvoor ook zichtbaar door haar wordt gezegend.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. VIII, August 1919, p. 82-84.
  2. See picture above and below.

© Nederlandse Provincie Karmelieten.

Published: Titus Brandsma Instituut 2020