1914
Poem
Het Bloempje van den Mei
door T. B. Carm.[1]
Zaagt Ge ooit een veld in bloemenpracht,
Waar in het heldergroen der weide
Een kleurenmengling, wonderzacht,
Uw oog vermeide?
En hebt Gij in dat lachend veld
Niet allerhande soort van bloemen,
Van alle kleuren schier, geteld,
Om ze al te roemen?
Maar geen dier blijde bloempjes kon
Het bij het Madeliefje halen,
Welks witte blaadjes om de zon
Van ’t hartje stralen.
’t Is of het op Maria duidt,
Wier gouden hart in stralenkransen
Van zilver alle zijden uit
De deugd doet glanzen.
Ook in den Hemel – groene wei –
Waar de allerschoonste bloemen prijken,
Is geen met ’t Bloempje van den Mei
Te vergelijken.
- ↑ Published in: Carmelrozen, Vol. III, May 1914, p. 17.
© Nederlandse Karmelprovincie.
Published: Titus Brandsma Instituut 2020