Over de Voortplanting des Geloofs

1935

Sermon

 

Over de Voortplanting des Geloofs

[1]

Quam pulchri sunt gressus tui, filia Principis.

Hoe heerlijk is uw gang door het leven. Gij zijt een koningskind. Hooglied VII.[2]

Deze woorden, zoo juist gezongen, past de H. Kerk toe op de H. Maagd Maria (Introitus van de H. Mis op het feest van O.L.Vrouw van den Berg Carmel[3]). Waarin is die heerlijkheid gelegen, wat is de zin dier woorden. Maria is door God uitverkoren, zoo dicht mogelijk met Hem vereenigd te zijn in het Verlossingswerk. Vol van genade, Gezegend boven alle vrouwen. Wat heeft haar fiat een onschatbare waarde, in het oog van God en in ons oog. God wil de menschelijke medewerking. Hij schiep ons zonder ons, Hij wil ons niet zaligmaken zonder de menschelijke medewerking. Niet slechts het fiat van Maria. Hoe kwamen wij in het bezit van de onschatbare schat van het H. Geloof. Op de armen van anderen naar de Kerk gedragen om gedoopt te worden. Moeder vouwde het eerst onze handjes samen voor een eerste gebed, leidde ons naar de Communiebank voor de eerste H. Communie. Wij groeiden op in een Christelijk huisgezin. Meer door anderen dan door onszelve zijn wij wie we zijn. Wij danken aan anderen, wat wij nu voor geen geld ter wereld zouden willen missen. Zoo heeft Onze Lieve Heer het gewild. Maar zoo moeten wij ook denken aan anderer heil en behoud. Opus divinorum divinissimum cooperari in salutem animarum[4]. Daarom schrijdt Onze Lieve Vrouw als een Koningin door het leven omdat zij den Heiland den weg tot ons heeft gebaand en aan zijn zijde heeft gestreden, stond onder het Kruis. Zij wordt de Mede-Verlosseres genoemd, omdat God haar medewerking op de eerste plaats heeft gevraagd en heeft willen gebruiken. Wij zijn kinderen van Maria. Ook ons roept God met Haar. Ook wij moeten ons ecce ancilla Domini spreken, al zal ons offer niet aan het hare gelijk zijn.

Op tweevoudige wijze kunnen wij medewerken. Door offer en gebed. Het gebed is hoofdzaak, het offer noodzaak.

Door offer. Onze godsdienst is een godsdienst van offer, in het brengen van het grootste offer, het Kruisoffer gesticht, alle eeuwen door in het offer groot geworden. Zien we allereerst naar Jezus. Tradidit semetipsum pro Nobis[5]. Geen grooter liefde denkbaar dan van wie zijn leven geeft. [2]

Onder het Kruis stond de Moeder. Simeon had het haar voorspeld. Zij bracht het offer van wat haar het dierbaarst was. Wat is zij voor vele ouders niet een schitterend voorbeeld geweest en is zij dit nog. Ook zij geven het liefste. Nederland neemt een eereplaats in. Ze zullen moeilijk te tellen zijn, die uit Nijmegen reeds naar de Missielanden gingen. Maar laten we ons niet tot hen beperken. Zien wij de scharen in de Missie werkzaam. En toch, hoe groote offers daarvoor gebracht zijn, het is niet genoeg. Om een beeld te gebruiken zij zijn er met handen en voeten gebonden. Wat zouden zij meer kunnen doen, indien hun de noodige medewerking werd geschonken, indien zij de geeigende middelen hadden. Niet slechts is er alles primitief, veel is er niet, wat er zou moeten zijn. En er zou kunnen wezen, indien er meer medeleven was. Gebed, belangstelling zeer hooge waarde, maar wij moeten het menschelijk zien en geen wonderen eischen. Er moet geofferd worden en het offer van de personen is niet genoeg. Mgr. Aygouard in den Congo zelf water halen alle dagen twee uur ver. Hoeveel moeten zelf huis en kerk opbouwen. Hoeveel kerkjes, schooltjes, ziekenhuizen blijven ongebouwd, hoeveel missie-posten, veelbelovend, blijven ongesticht, omdat het geld ontbreekt. De reis, de kleeding, de voeding, de huisvesting van den missionaris, van zoovele armen en van hen, die hun toevlucht tot hem nemen. Het is niet te beschrijven en het zal nooit genoeg zijn. Maar daarom mogen we toch niet afzijdig blijven. Allen moeten medewerken. Wij allen zijn Maria’s kinderen. Onder het Kruis nam zij ons aan. Brengen wij met haar ons offer, een offer, dat ons kost. Velerlei Missie-actie om gelden in te zamelen. Welke familie, welke stad heeft niet haar eigen missionarissen, die zij steunen wil en moet. Maar het is een werk van de Kerk. Allen een in deze actie. En daarom heeft de Kerk als grondslag van alle Missie-genootschappen het genootschap van de Voortplanting. Iedere Katholiek boven twaalf jaar. Individueele plicht. Niet over te dragen aan Vader of Moeder of gemeenschap.

2½ ct in de week, als het kan. Hoofdzaak is, dat een offer wordt gebracht en de offerstemming blijft. Niet 1,30 in het jaar. Niet Vader voor allen van het gezin. Pausbusje, elk van hetgeen hij te beschikken heeft, iedere week een kleinigheid. Tenminste iets. Ontzeg U iets. Zooveel noodig. Zooveel busjes. Ook voor de lichamelijke nooden. Dan ook voor de geestelijke, de eerste van het menschdom, waarvoor God zijn leven gaf, Maria haar Zoon ten offer bracht. [3]

Tweede voorname wijze van medewerking is het gebed. Hoofdzaak. Voortplanting des Geloofs is een werk van Gods genade. God wil, dat wij er om bidden. Hij leerde het zijn Apostelen. Steeds in de Kerk beschouwd als het voornaamste, waarmede wij het Apostolaat kunnen steunen. De Apostelen voor hun eerste optreden, voor het ontvangen van den H. Geest waren volhardend in gebed met Maria de Moeder des Heeren. En zij ontvingen den H. Geest. En niet slechts zij, maar drieduizend bekeerden zich op Petrus’ woord na dit gebed. De H. Bonifatius sluit, voor hij naar onze landen gaat, een gebeden-verbond om zegen over zijn Apostolaat. Hij sticht het klooster te Fulda opdat er voor het missiewerk wordt gebeden, de missionarissen zelve er samenkomen om te bidden, de Broeders en zusters er bidden voor hen. Kardinaal de Lavigerie wilde zijn groot Missiewerk voor Afrika niet beginnen voordat hij te Algiers een klooster van Carmelitessen had gesticht. De H. Teresia begon haar kloosterstichtingen met geen ander doel, dan opdat men in die kleine hoekjes stil en in het verborgen God zou bidden om zegen over het Apostolaat. De H. Petrus Claver, de Apostel van Brazilie, ontving volgens een openbaring hem geschonken, zooveel zegen over zijn Apostolaat om de gebeden en goede werken van een eenvoudigen Broeder in Spanje den H. Rodriguez. En de kleine H. Teresia wilde de wereld bekeeren en sloot zich op in een Carmel. Zij is nu, dat zegt toch iets, naast den actieven Missionaris, den H. Franciscus Xaverius de Patrones van alle Missie-actie. En zouden wij dan ons gebed niet storten voor dit verheven doel en onze dagelijksche bezigheden niet opdragen om zegen te verkrijgen over het Missiewerk? Wat moeten wij bidden. Weder allen één in dit mooie gebed: Onze Vader en Weesgegroet en het schietgebed ‘H. Franciscus Xaverius, bid voor ons’. Opdat wij hem gelijk worden, opdat ook wij iets doen – op onze wijze – voor de Missie.

Quam pulchri sunt gressus tui, filia Principis.

Hoe heerlijk kon ons leven zijn. God roept ons. Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zoo zend ik U. Als wij eens aan die zending trachten te beantwoorden, zooals Jezus er aan beantwoord heeft. Stellen we ons met Hem onder de bescherming van Maria. Zij zal ons het offer leeren, zij zal ons leeren bidden.

Zoo zullen wij allen leden zijn van de Voortplanting des Geloofs.

 


  1. Typescript of a sermon (NCI OP93.7), 3 pages. On the typescript is written the date of 21 Oct 1934 with a question mark. On that date, Mission-Sunday, Titus Brandsma held a short radio speech with a similar title, but this typescript is not the tekst of the radio speech (for that speech see Van de Voortplanting des Geloofs). This sermon seems to be held at 1 March 1935 in the St. Augustinuskerk in Nijmegen, see: De Gelderlander, 2 March 1935 (Missie-actie).
  2. See: Song 7:1-2.
  3. See: Carmelite liturgy 16 July.
  4. See: Dionysius Areopaghita, De Coelesti Hierarchia, Chapter III.
  5. See: Eph 5:2.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2021