1940
Article
Non tali auxilio
Met verontwaardiging, met schaamte heb ik in het vorige nummer der Vox Carolina den aanhef gelezen van het artikeltje ‘’n Modern Ideaal’[2], waarin L. M. in de Nijmeegsche Universitaire wereld de Medische Missiezusters inleidt en aandacht vraagt voor de vergadering van Woensdag 21 Februari, waarin het hoofd dezer Zusters Dr. Eleonora Lippitz over haar werk ‘De Medische Missie’ voor de studenten komt spreken. Deze vergadering heeft intusschen plaats gehad en ik hoop van harte, dat er door de studenten aandacht aan geschonken is, dat velen dit moderne ideaal hebben leeren waardeeren en zich gedrongen hebben gevoeld, er steun aan te verleenen.
Voorzoover het artikeltje van L. M. daartoe opwekt, onderstreep ik het. Wat daarin wordt voorgesteld als een ideaal, is dit inderdaad. Mogen het velen, zeer velen zoo zien en er een offer voor weten te brengen.
Maar ik kom openlijk op tegen de wijze, waarop in den aanhef van dit kleine artikeltje L. M. een jong studente, die nog niet voor een tiende weet, wat er in de wereld te koop is en zich de begrippen van hetgeen in den strijd van het leven belangrijk is nog slechts begint te omschrijven, hier op hooghartigen toon het oordeel strijkt over twee mannen van over de zeventig, die heel hun leven in den vollen strijd hebben gestaan, en meer in het bijzonder voor onze Universiteit de grootste verdienste hebben.
Ik vraag mij af, waartoe, om deze door Christelijke liefde gedreven Missiezusters bij ons te introduceeren, het dienen kan, aldus in strijd met de liefde niet alleen maar in strijd met recht en welvoegelijkheid tevens af te geven op twee verdienstelijke mannen, met wier meening en houding men desnoods kan verschillen, maar wier meening en houding berust op een rijpe ervaring, gedragen wordt door kennis en liefde en in wijden kring eerbied en bewondering afdwingt. L. M. nauwelijks den kinderschoenen ontwassen meent zooveel bevoegdheid tot oordeelen te hebben, dat zij deze “heeren” wel meent te mogen vergelijken met kinderen, die nog “stokpaardjes” bereiden, enz. Ik herhaal het liever niet.
En dat geldt mannen als Mr. Marchant, van wiens woorden over de Katholieke Universiteit ter gelegenheid van haar tweede lustrum de toenmalige Rector Prof. mr. van der Heijden met instemming van heel de universitaire gemeenschap en van honderden harer vrienden in de groote zaal van de Vereeniging bijeen zeide, dat zij verdienden in de gebouwen der Universiteit met gouden letters in steen gebeiteld te worden, mannen als Mgr. Dr. J. van Gils, die niet alleen in het Bisdom waartoe hij behoort, Diocesaan Voorzitter is van de Sint-Radboudcomité’s, maar ook inderdaad vooraan staat in hetgeen er voor de Universiteit wordt gedaan, die door heel het land bekend is om hetgeen hij doet om de beoefening der wetenschap vooruit te brengen en de beoefenaars er van met raad en daad te helpen, die duizenden guldens uitgaf om een wetenschappelijke verzameling voor de Universiteit van Nijmegen te redden en beschikbaar te stellen, die de beteekenende som, die hem als blijk van algemeene vereering enkele jaren bij een huldiging werd aangeboden, aanstonds omzette in een fonds, waarvan tientallen studenten onzer Universiteit den steun genoten en genieten, die met recht – Paus Pius XI zeide het bij haar stichting – den uitbouw en den bloei der Katholieke Universiteit ziet als “den hechtsten waarborg voor den bloei der Kerk in Nederland” en daarom volgens het woord van Sint Paulus opportune et importune haar propageert, wiens woord niet altijd wordt gevolgd, ook niet gevolgd is bij de vestiging der Medische Missiezusters, maar wiens woorden toch de vrienden dezer Missiezusters als van een oprecht vriend dezer zelfde Zusters geenszins in den wind slaan en zeer zeker ter harte zullen nemen, voorzoover de omstandigheden dat toelaten.
De Universiteit moet zuinig zijn op hare vrienden.
Het stuit mij tegen de borst, door een jong studentje twee van haar meest oprechte vrienden op zulk een laatdunkende wijze te zien bejegend.
Ik voelde me gedrongen dit te schrijven uit liefde voor de Vox Carolina, opdat zij naast deze krenkende woorden woorden van erkentelijkheid en waardeering hebbe in overeenstemming met de verdiensten, die deze beide mannen hebben voor onze Universiteit.
En ik hoop en vertrouw ook, dat de Missieclub in het vervolg haar sprekers en spreeksters op fijner en edeler manier introduceert.
Titus Brandsma, O.Carm.
- Published in: Vox Carolina. Nijmeegsch Studenten Weekblad, Vol. XIII-17, 23 February 1940. ↑
- The ‘aanhef’ of the referred article of 16 February 1940 (Vox Carolina Vol XIII-16, page 4) reads:
“’n Modern Ideaal
Mr. Marchant had ’t dezer dagen over “nationaal zelfbewustzijn”. Maar hij bereed niets anders dan stokpaardjes. Dat is ook de liefhebberij van iemand, die u zeker vaker dan eens hier hebt zien rondloopen. Immers alles, wat ook maar heel even den naam krijgt van universitaire plechtigheid, wordt opgeluisterd door de tegenwoordigheid van Mgr. Dr. van Gils.
’t Is zijn gewoonte problemen te stellen en – hier z’n stokpaard – dit gaat bijna altijd via ’n door hem gelegd of gewenscht verband met de Kath. Universiteit.
Zoo heeft hij ’t vorig trimester allerlei verhalen gedaan in De Maasbode over eenige vrouwen, die – dank zij meer gastvrijheid – den euvelen moed hadden om ergens in ’t zuiden ’n nieuwe stichting te beginnen. Dat had in Nijmegen moeten gebeuren, vond hij. Want, als hier de vierde faculteit zou komen – ’t zou binnenkort zijn – dan zouden de Medische Missiezusters direct als eerste medische studenten kunnen fungeeren.
Enfin we laten de heeren daarover twisten……” ↑
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2024