Speech
1935 (?)
MR.
Kerstviering
Lezing voor de Studenten van het Gymnasium te Megen[1]
Beste Studenten van Megen.
Ik was ook eens student in Megen, ik denk er met dankbaarheid aan terug, maar het is al lang geleden. Zes blije jaren heb ik hier doorgebracht, maar die jaren liggen nog in de vorige eeuw. Toen was er nog geen Kerstvacantie.
Wij wisten niet beter en waren tevreden, maar ik prijs U toch gelukkig, dat Gij met Kerstmis thuis moogt zijn[2].
Een Italiaansch spreekwoord zegt: Vier Paschen waar ge wilt, maar Kerstmis hoort gij thuis te vieren.
Hoeveel Kerstverhalen spreken van dien stillen trek naar huis in de dagen voor Kerstmis en schilderen den terugkeer naar huis van velen, die het geluk van den huiselijken kring om welke reden dan ook moesten derven.
U trekt ook meer naar huis dan alleen de zucht om uw studie een paar weken te onderbreken, Vader en Moeder en Zusjes en Broertjes weer te zien en zooveel anderen, die ge liefhebt. ‘t Is Kerstmis en aan dat feest ontleent de Kerstvacantie wel een zeer eigen bekoorlijkheid.
Gij komt uit alle kanten van het land, maar als ge thuis komt, is het voor U allen de mooiste dag van het jaar, in alle kringen onzer katholieke bevolking is het Kerstfeest de dag van de grootste huiselijke innigheid, door de Nachtmis in de kerk gewijd, geheiligd en verinnigd.
Dat doet niet de sleur of de traditie, dat doet niet de romantiek van een vroegen morgen en van een in het donker opgaan naar de hel verlichte kerk, uit welker toren de klokken luid en blij naar alle zijden u roepen en wenken te midden van den stillen nacht, dat doet niet het toevallig weer bijeen zijn in het ouderlijk huis van allen, die er toe behooren. Neen, iets diepers ligt daaraan ten grondslag. En uit dien dieperen grond welt al het andere op.
Kerstmis is ons godsdienstig feest bij uitstek.
Het is het feest van God met ons.
Op Kerstmis komt ons God meer nabij. Wij vieren zijn komst in ons midden en stellen ons voor Hem open. En overeenkomstig die gesteltenis wordt niet slechts ons bewustzijn van Gods nabijheid verlevendigd, maar zijn wij ook ontvankelijker voor zijn genade. [2]
Ons hart is vol onrust, maar het vindt steun en rust bij God. Het is voor ons menschen[3] een reden tot rustig vertrouwen, te weten, dat God met ons is. Wij zoeken Hem. Geen dag in het jaar, waarop het duidelijker tot ons doordringt, dat Hij Zich aan ons openbaart, dat wij Hem gevonden hebben en niet meer los behoeven te laten, dan den dag van Kerstmis.
De herhaling van de boodschap der Engelen, die zongen van ‘Vrede op aarde’ doet ons met de herders naar de kribbe snellen om dien vrede deelachtig te worden. Hij daalt in ons hart, als wij ons weer levendig voor den geest halen, alle omstandigheden werken daartoe mede[4], dat op den Kerstdag voor meer dan negentien eeuwen in den stal van Bethlehem werd geboren die door Balaam was aangekondigd als de Ster uit Jacob, door Isaias als de Zoon eener Maagd, door Daniel als de Koning van Gods[5] uitverkoren volk.
De Engel zeide het aan de herders; Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe. Dat kind werd hun aangewezen als de lang verbeide Messias, geboren volgens de profetie in Davids stad. Die boodschap moest een vreugde zijn voor heel het volk.
Zie, dàt is onze vreugde op het Kerstfeest, dat wij vieren mogen[6], dat God met ons is, allerinnigst met ieder van ons vereenigd, want voor allen kwam Hij, zoo innig, dat wij allen op onze beurt mogen zeggen, dat God tot ons gekomen is. Die vreugde brengt ons samen met degenen, wier geluk ons het dierbaarst is. De blijdschap, de innigheid van het Kerstfeest wortelt ten slotte in de stille innerlijke vreugde, die zich van ons meester maakt, als wij, elk voor ons, bedenken, hoe gelukkig wij zijn in het besef, dat God ons heeft gezocht, Zich met ons heeft willen vereenigen door mensch te worden zooals wij.
De verlevendiging van dat besef in ons allen gelijkelijk, het een zijn in die blijde gedachte, verdiept doordat die vereeniging met God ons ook, door God, inniger met elkander vereenigt, geeft aan het Kerstfeest dien weldoenden invloed, die vredige stemming, die blije en innige godsvrucht.
Die versterken in den huiselijken kring, door er ook Uwerzijds in te deelen, wederkeerig in den huiselijken kring de weldadige strekking ondergaan ter verlevendiging van uw eigen godsvrucht en verdieping van uw geloof en uw liefde, is de hooge waarde, welke in uw Kerstvacantie moet gelegen zijn.
Gij moet naar huis gaan met de Engelen, die naar de kribbe werden gezonden om er het Gloria in excelsis et in terra pax hominibus te zingen, gij moet naar huis gaan met de herders [3] naar den stal om er met degenen, die gij daar vindt, het Goddelijk Kindje te aanbidden.
Tweevoudig is het nut, gelegen[7] in de godvruchtige viering van het Kerstfeest thuis, in de Kerstvacantie bij uw Ouders en familie doorgebracht. Er is nut in voor U zelven, er is beteekenis in voor de Uwen. Die Kerstvacantie moet U goed doen, maar gij moet ook bedenken, dat gij thuis komt om anderen blij te maken en hun kerstvreugde te verhoogen en te verdiepen.
Om dat dubbel doel te verwezenlijken, moet gij over de beteekenis van het Kerstfeest ernstig nadenken, ja, het bemediteeren.
Er wordt U onder allerlei vormen over gesproken. Alles werkt mee om U in de juiste sfeer te brengen.
Men heeft mij gevraagd, er ook nog een enkel woord over tot U te richten. Ik besef, dat het nauwelijks noodig is, dat het haast moet heeten water dragen naar de zee of in meer klassieke termen – ik ben op een gymnasium – uilen naar Athene. Als studenten van een school, waar alleen jongens komen, die priester willen worden en dus de innige vereeniging met Onzen Lieven Heer zoeken voor zichzelve en, apostolisch, ook voor anderen, zal [8] het Kerstfeest reeds zijn hooge[9] beteekenis hebben.
Toch heb ik de uitnoodiging, hier te komen, dadelijk aangenomen. Al kan ik U geen nieuws vertellen, het is dikwijls nog grooter genot, over wederkeerig dierbare onderwerpen, ook al zijn ze lang bekend, nog eens van gedachten te wisselen, er over te spreken met wie gelijk gezind zijn[10], om aldus tot uiting te brengen wat in het hart verborgen ligt.
Ik doe dit te liever, omdat ik me hier nog thuis gevoel, omdat ik [11] de zes jaren, welke ik hier mocht doorbrengen, ook de Kerstdagen, welke er toen nog in vielen, nog in dankbare herinnering bewaar niet alleen, maar ook in deze sfeer heb ingedronken, wat de Paters Franciscanen volgens den geest hunner heilige en eerbiedwaardige Orde aan het volk en dan toch wel in het bijzonder aan hun studenten aan gevoelens over het Kerstfeest trachten bij te brengen. De Orde van Sint Franciscus heeft met verdiensten op zoo verscheiden gebied, op dit gebied wel zeer bijzondere verdiensten. Ik hoop me een waardig oud-student te toonen door meer in het bijzonder daarvan iets te zeggen op deze mij nog altijd dierbare plaats.
De Orde van Sint Franciscus heeft nieuw leven gebracht in de viering van het Kerstfeest, daaraan een nieuwe richting gegeven. Sint Franciscus zelf is zijn Broeders daarin voorgegaan en zij hebben niet nagelaten, in zijn geest de gedachte, welke hem daarbij bezielde, te verspreiden en in steeds wijder kring ingang te doen vinden. [4]
Niet altijd zag men het Kerstfeest, zooals wij het doen.
Lang, zeer lang heeft in het Godsbeeld het goddelijke dusdanigerwijze op den voorgrond gestaan, dat het op de menschelijke natuur van den Godmensch steeds een stempel van de grootste en hoogste verhevenheid drukte. God heeft de menschelijke natuur aangenomen, Hij heeft geleden en is gestorven, maar sterk stond bij de voorstelling daarvan het woord van Christus op den weg naar Emmaus daarbij den Christenen voor den geest: Moest de Christus dit niet lijden om aldus tot zijn heerlijkheid in te gaan. Dat lijden was iets voorbijgaands, blijvend was de daardoor verworven glorie en men schilderde die glorie het liefst reeds uitstralend in de nederigheid van de kribbe, in de schande van het kruis. Van de kribbe zag men op naar de Engelen die zongen van God in den hooge, van het kruis ging de blik naar den hoofdman, die uitriep: “Deze was waarlijk de Zoon Gods”. Zeker, men was van diepen eerbied vervuld voor het hoogheilig geheim der Menschwording van Gods Zoon, voor de diepe vernedering welke de Zoon Gods op Zich nam om ons weer met Zich te vereenigen, maar men zag dit[12] bij voorkeur als even zoovele middelen om ons omhoog te voeren naar God. Dit diepe geheim heeft nu eenmaal twee aspecten en het kan ons niet verwonderen, dat in de wisseling der eeuwen nu het eene dan het andere aspect meer op den voorgrond treedt en onze aandacht vraagt. Men kan er zoowel de opheffing van den mensch naar God in zien als de nederdaling van God tot den mensch. Het doel der Goddelijke menschwording is de vergoddelijking van den mensch. God heeft Zich met de menschelijke natuur vereenigd, opdat de meest innige vereeniging van den mensch met God weder mogelijk zoude worden. Er is iets voor te zeggen, het geheim van den nacht in het bijzonder te zien in de sfeer van de Godheid, aanstonds van het menschelijke, dat zich daarin aan ons vertoont op te stijgen naar het goddelijke, dat er schuil gaat voor onze stoffelijke oogen, maar te zien is met de oogen des Geloofs. Door die gedachte beheerscht wilde men in de voorstelling en uitbeelding van dit hoogheilig Geheim niet zoo groote realiteit, voelde men niet zooveel voor het al te concrete om de voorkeur te geven aan een zeker idealisme met abstractie van hetgeen tenslotte in God zelf was opgenomen om er de hoogste verheerlijking te ontvangen. De menschheid van Christus moest steeds stralen in een gouden luister van de godheid, in de kribbe en aan het kruis moesten wij Christus zien bij voorkeur als den overwin- [5] naar, den Verlosser, zegevierend als den Koning der Koningen.
Men noemt dit nog de Byzantijnsche opvatting en ze is nog heden leidend in het Oosten. Niet het Kerstfeest is daar de groote dag der volksdevotie, maar het Paaschfeest. Op het kruis zien wij den Christus niet ongekleed en stervend in schande, maar omhangen met een rijken koningsmantel, gekroond in plaats van met de doornenkroon met een van parelen en edelgesteenten rijk bezette en schitterende koningskroon. Enkele oude voorstellingen van de graflegging laten ons wel den naakten Christus zien, maar toch vol praal en luister te ruste gelegd in een graf, dat men glorierijk moet noemen. Het Goddelijk Kind kon men zich nauwelijks voorstellen dan op de armen van Maria als Koning der wereld aan ons getoond, in de rijkste kleedij, het liefst in louter goud.
Dat alles sprak den mensch van de verheffing, de verlossing de vergoddelijking van de menschelijke natuur, van de noodzakelijkheid, dat wij naar God omhoog hebben te gaan, ons aan het aardsche stoffelijke moeten onttijgen om in hooger sferen met God te leven. Aan dat verheven begrip van God beantwoordde ook in den godsdienst de grootste luister en in het geestelijk leven haast een miskenning van de menschelijke natuur. De stof was als de schaduw van het licht, dat de geest uitstraalde, het stoffelijke werd nauwelijks gezien in de harmonie, welke zijn verbinding met het geestelijke in de menschelijke natuur kenmerkt. Dit leidde er toe, dat de schittering in den eeredienst niet alleen, maar reeds de mogelijkheid door den rijkdom geschapen om den eeredienst zoo rijk mogelijk te maken, bijzondere waardeering vond, de rijken en machtigen der aarde de eerst aangewezenen waren om God in zijn Geheimen te eeren en te huldigen, terwijl de armen van verre hadden te staan om verwijderd in de hulde van de rijken te deelen.
In den tijd van groote saamhoorigheid gingen de armen op in die hulde der rijken, vormden zij met hen een maatschappelijk geheel, bijeengehouden door de banden van heerlijkheid en afhankelijkheid. Al stonden zij van verre, zij waren zoo door hoorigheidsbanden een met de heeren, dat zij zich verheugden en verlustigden in hetgeen slechts in vereeniging met hen kon worden genoten. De schittering en rijkdom van den eeredienst bond hen nog vaster aan hun heer.
Totdat er een tijd kwam, dat die saamhoorigheid minder werd en het oorspronkelijk arme en hoorige volk tegenover den adel omhoog kwam en vrij werd en zichzelf, een nieuwe stand [6] zich vormde, die zich niet meer een voelde met den adel en zich naast en tegenover dezen stelde. Er kwamen grooter en schriller tegenstellingen in het maatschappelijk leven en de idealistische eenheidsopvattingen weken steeds meer voor meer concreet bezien van de realiteit en het individueele. Men begon abstractie te maken van stand en adel en meer den mensch te zien, die in alle standen dezelfde natuur heeft. Wel werkt nog lang na, dat men geen Heilige zich denkt of voorstelt, of hij of zij is van hooge geboorte, van een roemrijk geslacht, maar toch begint geleidelijk sterker door te werken de gedachte, dat God mensch is geworden niet om Koning te zijn maar geheel mensch zooals wij, ja, de minste van allen heeft willen wezen om ons te doen zien, dat ook de armsten, de kleinsten een plaats hebben, ja, niet minder dan een eereplaats in zijn rijk, in zijn kring.
De ontwikkeling van de maatschappelijke toestanden, nog verhaast en versterkt door de Kruistochten, brachten in de Europeesche samenleving, ook in het godsdienstig leven een groote verandering. De werkelijkheidszin werd hoe langer hoe sterker, het natuurlijke, het concrete trok steeds meer aan. Een Professor van Milaan Olgiati heeft de Renaissance, die in dien tijd inzette en in de volgende eeuwen steeds groeide, den tijd van het concrete genoemd. Anderen zeggen, dat in dien tijd de mensch zichzelven, dat is de waarde van zijn menschelijke natuur ontdekte. Zeker is, dat geleidelijk een neiging ontstaat om ook in het godsdienstige alles meer menschelijk te zien, alles meer aan te passen aan de menschelijke natuur, meer oog en oor te leenen aan het zintuigelijk kenbare, aan de vormen van vleesch en bloed en niet al te zeer alleen naar het geestelijke te zien. Zoo kwam ook in de figuur van den Godmensch het menschelijke naar voren en die meer menschelijke beschouwing voldeed veel meer aan de neiging en behoeften[13] van het arme en gewone volk, dat niet langer zich één voelde met den adel [14], maar van dezen steeds meer los gemaakt in het maatschappelijke, alleen dreigde te komen staan ook in het godsdienstige.
Deze nieuwe nood van het volk schiep er ook [15] nieuwe voorzieningen voor. Ten deele voorzag het volk, omhoog gekomen en steeds meer ontwikkeld, er zelf in. Er ontstond een volksche kunst, een literatuur in de volkstaal. En de hoogere standen konden de bekoring welke van deze volkskunst en deze volksliteratuur uitging niet weerstaan. Ook zij werden aangegrepen door den grooteren werkelijkheidszin, welke zich in deze nieuwe kunst openbaarde, ook zij voelden, dat er veel schoons gelegen [7] was in den rijkdom van zintuigelijke beelden en de waarheid onder dezen vorm vooral de minder ontwikkelden duidelijker aansprak.
De dertiende eeuw vooral heeft die kentering in de ideeen gebracht. De begijnenbeweging, het ontstaan der bedelorden, de opkomst van de geestelijke volksliteratuur zijn er de sprekende bewijzen van. Wat juist het eerste is geweest, wie zal het zeggen, het is een proces van tientallen jaren geweest, waarin de eene factor de werking van den anderen aanvulde en versterkte.
Maar dit is zeer zeker, dat Sint Franciscus een man was van dien tijd en weinigen gelijk hij den nood en den drang der tijden hebben begrepen en verstaan.
Onder hetgeen hij heeft gedaan om in de nooden van zijn tijd uitkomst te brengen, is wel de stichting geweest van de Orde der Minderbroeders, waarin hij het ideaal der armoede aan het volk in breede lagen voorstelde en met dit ideaal duizenden meesleepte.
Maar in datzelfde verband moeten wij hem zien in zijn groote godsvrucht tot het Leven en Lijden van den Verlosser. Dat zijn geen toevallige en bijkomstige dingen in Sint Franciscus’ leven, zij hooren in het systeem dat dit leven had. Zij waren de natuurlijke uitvloeisels van het standpunt, dat hij bij de omhelzing van zijn Bruid de Armoede innam.
De armen en eenvoudigen van harte, tot wie hij zich getrokken gevoelde, bleken niet bevredigd door de symbolische, idealistische en vooral abstracte voorstellingen van de byzantijnsche kunst en eischten eenvoudiger, natuurlijker uitbeelding.
Dat bracht Franciscus op de gedachte, op een nieuwe wijze van Christus te spreken en Hem uit te beelden.
Het deed hem leed, dat de liturgie, in het Latijn gevierd met al haar plechtigheden daar voor aan het altaar tot het volk, dat het Latijn niet verstond, de plechtigheden nauwelijks zien kon, niet een meer duidelijke taal sprak. Vooral tegen Kerstmis gevoelde hij dit en hij besloot, de Kerstviering eens te organiseeren, zoodat het gewone volk het kon begrijpen en er deel aan kon hebben.
Op een goeden dag kort voor Kerstmis zeide hij eens aan een vriend, dat hij toch graag een levendige herinnering zou hebben aan het Kindje te Bethlehem geboren. Hij wilde het zien in zijn armoede en vernedering. [8]
En hij niet alléén. Hij wilde, dat de ménschen het meer zoo zouden zien en op die wijze zouden getrokken worden tot liefde tot de H. Armoede, welke het Goddelijk Kind toch tot zijn deel verkoren had. Het stiet hem tegen de borst, het Goddelijk Kind, dat ons zoo groote armoede had willen leeren [16] in luister en glorie uitgebeeld te zien.
Ik zou, zoo zeide hij aan zijn gezel, met eigen oogen als het ware de armoede en de ellende willen zien, welke het Goddelijk Kind heeft willen lijden. Ik wil het in het stroo van de kribbe zien liggen met een os en een ezel er bij. Kom laat ons het Kerstkindje zoo eens vereeren en laten vereeren. We gaan samen naar Greccio. Maak er alles [17] klaar, dat we het zóó het Kindje zien.
Zijn trouwe gezel ging naar Greccio. Vader Franciscus wilde het en in heilige vereering van zijn Vader, maar ook reeds aangegrepen door de mooie gedachte, welke hij daarin vond, toog hij naar het bosch in de onmiddellijke nabijheid van Greccio. Ze hadden daar een kluis. Naast de kluis werd van wat sparren een stal gebouwd, primitief, maar niet minder schilderachtig en een prachtige herinnering aan het arme stalletje, de naakte grot van Bethlehem. In de stal werd een voederkribbe aangebracht en naast de kribbe een altaar, want er moest ook de H. Mis gelezen worden. De H. Mis was als de vernieuwing van de komst van den lijdenden Heiland, wiens Lijden ging van Kribbe tot Kruis. De Nachtmis moest natuurlijk het hoogtepunt zijn ook in deze Kerstviering. Maar in die omgeving moesten allen er zoo levendig mogelijk aan herinnerd worden, dat Jezus in armoede als een hulpeloos Kind had willen geboren worden, om van Hem de liefde tot het arme en verworpene te leeren. Naast de kribbe in den stal had men een os en een ezel geplaatst en in het stroo der kribbe lag ‘il sacro Bambino’ het Goddelijk Kind in schamele doeken gewonden.
De voorbereidselen hadden natuurlijk de aandacht van de bevolking van Greccio getrokken en al spoedig werd bekend, hoe de H. Franciscus daar bij de kluis in het bosch Kerstmis op een nieuwe manier wilde vieren.
Van alle kanten stroomde men toe.
Het was zeer zeker een merkwaardige viering van het Kerstfeest daar in dat bosch van Greccio, romantisch eenerzijds, maar diep godsdienstig anderzijds. Het sloeg geweldig in en in wijden omtrek sprak men er over als een godsdienstige viering welke haar gelijke niet had aan innigheid en godsvrucht. [9]
De diepe indruk, welken de H. Mis in die omgeving maakte, opgedragen in dien primitieven half open stal vlak naast de kribbe met het beeld van het Kindje, werd nog verhoogd door de preek, door den H. Franciscus onder de H. Mis gehouden. Hij assisteerde bij de H. Mis als Diaken – hij schroomde terug, gelijk men weet, voor de hooge priesterlijke waardigheid – Hij straalde van geluk en scheen opgetogen van vreugde. En met woorden vol begeestering wees hij degenen, die waren toegestroomd op den Koning van Hemel en aarde, die arm en klein was geworden en in een stal had willen geboren worden en wonen den eersten tijd van zijn sterfelijk leven op aarde. Met verheffing van stem riep hij allen op om het ‘Kind van Bethlehem’ te zien. Men heeft er den indruk van meegenomen, dat hij zich een herder voelde, die zijn schaapjes meenam naar den stal, waar ze zoo dikwijls bij storm en noodweer toevlucht hadden moeten zoeken, maar nu moesten samenkomen om het arme Kindje te zien en te groeten met hun geblaat. Hij vereenzelvigde zich zelfs met die schaapjes en dacht zichzelf in, dat hij ook een dier schaapjes was, die met haar blij geblaat den goeden Herder kwamen begroeten. De legende verhaalt ons, dat hij in den klank van Bethlehem een nabootsing zag van dit geblaat der schapen en zoo ook in zijn preek het woord Bethlehem trachtte uit te spreken. Tot Hem, die het Lam Gods zou worden genoemd, geslachtofferd voor onze zonden, wilde hij eveneens de gedaante van een Lam aannemen.
Het buitengewoon succes, dat Sint Franciscus daar in Greccio met zijn romantische allerprimitiefste, maar tot het volk luide sprekende Kerstviering had, de indruk, welken die viering maakte op de gemoederen van de toegestroomde menigte deed het voorbeeld van den Heilige al heel spoedig navolging vinden. Vooral zijn Ordebroeders traden in het voetspoor van den vereerden Vader en spoedig was in heel Italië en weldra ook daarbuiten nauwelijks nog een Kerstfeest denkbaar zonder dat in de Kerk naast het altaar een kribbe werd geplaatst, een zoo getrouw mogelijke weergave van den armen stal, waarin Christus heeft willen geboren worden. In de mooie en rijke kathedralen vond men het [18] lang nog minder passend, naast het altaar, vol marmer en goud, zulk een primitieve armoedige stal te bouwen. De stallen en de kribbe werden in het kerkgebouw geplaatst, nog [19] aan de omgeving aangepast. Zij[20] worden nu ook in onzen tijd nog sterk geidealiseerd, maar ze bleven toch een sterke voorstelling van Jezus’ armoede en ellende, een voorstelling, die het vrome volk lief werd boven mate. [10]
Om het goddelijke in dit treffend tafereel toch tevens te doen spreken, werden al heel spoedig met de arme eenvoudige herders ook de Engelen uitgebeeld met hun Gloria in excelsis Deo. Ook als het stalletje bleef staan, kwamen de Koningen zich voegen bij de herders om de hoogheid en den luister van het zoo arm geboren Kind toch niet te doen vergeten. Omdat ze beantwoordden aan het Evangelie-verhaal, de werkelijkheid weergaven vonden ze in het beeld van Jezus’ armoede, door Franciscus op de eerste plaats gewild, een gewettigde plaats, maar het is misschien toch goed, als wij op het Kerstfeest het ontstaan en de ontwikkeling van de kribbe gedenken, levendig in de herinnering te houden, dat degene, die ons op zoo sprekende wijze tot deze nieuwe godsvrucht opriep, daarmede op de eerste plaats heeft willen uitbeelden de uiterst diepe armoede, welke het Goddelijk Kindje heeft verkoren.
Kerstmis is het feest van God met ons, van God, die tot ons menschen is gekomen om ons te verlossen en met Zich te vereenigen, maar voorloopig nog niet om zijn triomf te vieren; al te zeer overheerschte die gedachte eeuwen lang de Kerstviering, maar om ons te spiegelen in zijn voorbeeld, opdat, gelijk Hij zeide in het Laatste Avondmaal, wij doen zouden, gelijk Hij gedaan heeft. Hij komt tot ons en vereenigt Zich met ons, maar Hij komt in de grootste armoede en vraagt ons, in zijn armoede te deelen, het kruis van de armoede en de onthechting van hetgeen de wereld acht, op onze schouders te nemen.
Kerstmis moet het feest zijn der onthechting. Kerstmis moet het feest zijn van de verbroedering van armen en rijken. Kerstmis, vooral verstaan in den geest van den H. Franciscus – en zoo zult gij het, kinderen van Sint Franciscus, toch gaarne willen verstaan – wordt niet goed gevierd, indien het niet geheiligd wordt door iets te geven aan den arme, zich een offertje van onthechting te getroosten, zonder een diep overtuigde uiting van waardeering en liefde tot de armoede en de onthechting. Dat heeft Franciscus de menschen op Kerstmis door zijn in dien tijd origineele Kerstviering willen leeren, laten we, die hem vereeren als een Vader ons door God gegeven, die gedachte in ons Kerstfeest de leidende plaats geven.
Maar daarnaast en daarin moet het Kerstfeest een féést zijn. Ook voor Sint Franciscus was het feest, hij vloeide over van geluk, was kinderlijk blij, hij smakte met de lippen om de zoetheid van het feest uit te drukken. Hij bouwde een primitieven stal en legde het Kindje in de schamele kribbe, maar met het [11] dennegroen der bosschen sierde en tooide hij zijn stalletje. In de luwte en aan den voet van een hoogen denneboom bouwde hij zijn eersten Kerststal. Hij koos die lommerijke omgeving uit om de sfeer van zijn Kerstviering te verinnigen.
Of hij er aan heeft gedacht, dat van ouds het volk graag in bosschen samenkwam om er zijn godsdienstige feesten te vieren, gaarne aan de voeten van een mooien boom een altaar bouwde, de legende zegt het niet uitdrukkelijk, maar we zouden zoo zeggen, dat deze volksche man, die zulk een diepen indruk vooral op het lagere volk en daardoor ook weer op de hoogere standen heeft gemaakt, zoo duidelijk blijk heeft gegeven, den volksgeest te verstaan, ook hier een gelukkigen greep deed en zijn Bethlehems stal bouwend te midden van een bosch en aan de voeten van een boom, daarmee èn bosch èn boom heeft willen heiligen en kerstenen. Gelijk ze eertijds werden ontwijd door heidensche offers en feesten, zoo heiligde hij ze door zijn primitieve Kerstviering. Het kan ons niet verwonderen, dat in herinnering daaraan nog gaarne men een stalletje bouwt te midden van dennegroen, door kleine of groote sparren, naar de plaats het toelaat overhuifd. In dat zoo sterk aan den reproductieven volksgeest aangepast gebruik mogen we dan tevens een merkwaardige kerstening zien van den ouden Kerstboom, met zijn lichten en geschenken.
Er is den laatsten tijd veel te doen geweest over het gebruik van den kerstboom. Onder den invloed van den heidenschen fascistischen geest, die in ltalië rondwaart en meer beslag legt op de geesten, dan dezen zichzelf bewust zijn, heeft men ook den Kerstboom weer gaan zien in zijn eersten heidenschen vorm en hem veroordeeld niet slechts als heidensch, maar dan ook als van niet-Italiaanschen oorsprong, als germaansch.
Zelfs de ‘Osservatore Romano’ heeft gemeend in dit koor van nationale zangers te moeten medezingen en strijdend voor het behoud van Italië’s schoone bosschen den strijd aangebonden tegen den ‘Duitschen’ kerstboom. Zij vergeten, dat reeds Sint Franciscus dit gebruik kerstende en er een hoogere beteekenis aan gaf.
Voor een krant als de ‘Osservatore Romano’, het officieel orgaan van den H. Stoel, hebben we altijd bijzonder respect, maar de Paus heeft reeds meermalen verklaard, dat hij niet gaarne ziet, dat men van dien eerbied een ongezonde toepassing maakt door alwat dit blad schrijft, in allerlei artikelen in [12] een dagblad te plaatsen, meeningsuitingen te zien van den H. Vader. Dat het het officieel orgaan is van den H. Stoel, beteekent, dat de leider het vertrouwen van den H. Vader heeft, niet dat hij in zijn blad niet allerlei vrije meeningen aan het woord mag laten komen. Slechts in enkele gevallen – en dan wordt het duidelijk hetzij uitdrukkelijk, hetzij tusschen de regels door gezegd – wordt te verstaan gegeven, dat het blad den gedachtengang van het Vaticaan weergeeft en als spreekbuis van den Paus of van zijn allernaaste omgeving is te beschouwen.
Dit is bij het artikel over den Kerstboom zeer zeker niet het geval. Het geldt hier een geheel vrije meening en wij schieten allerminst in eerbied te kort, als wij de meening van de ‘Osservatore Romano’ in deze beinvloed achten door de mentaliteit, waarin thans vele Italianen ter oorzake van de politieke tegenstellingen leven.
Mgr. Prof. Dr. Jos Schrijnen heeft in een artikel in ‘De Tijd’ reeds in enkele woorden gewezen op de kerstening, welke vele oorspronkelijk heidensche gebruiken in den loop der eeuwen hebben ondergaan.[21] Tot die gebruiken rekent hij ook den kerstboom.
Waar ook ten onzent velen, steeds meer gaarne den Kerstboom zien, de Kerstboom ook hier veroveringen maakt op de harten van het volk, waar ook ten onzent soms stemmen worden vernomen om dit gebruik te veroordeelen, daar zou ik hier in dit milieu gaarne herinneren aan de eerste kribbe onder de boomen van het bosch van Greccio.
Ik zeide reeds, hoe Sint Franciscus de minnaar van Jezus’ armoede en Lijden, hij, die het eerst schijnt waardig gekeurd te zijn, de werkelijke afbeelding van ’s Heeren wonden in zijn Lichaam te ontvangen, die heel het leven des Heeren beschouwde als een uiting van Jezus’ onafgebroken liefdelijden, hoe hij de wortelen van den kruisboom leidde naar de kribbe, hoe hij het Lijden des Heeren, volbracht op Golgotha, zoo gaarne zag begonnen in Bethlehem’s stal, hoe in zijn verbeelding de kribbe stond aan den voet van den kruisboom.
Hij, die de natuur zoo liefhad en daarom ook voorzeker zijn stalletje bouwde in Gods vrije natuur in Greccio’s bosch, hij die de natuur steeds zag als beeld van allerlei wonderen van Gods liefde , hij moet de boomen dikwijls hebben gezien als herinnering aan den kruisboom, den schoonsten aller boomen, waarvan de hymne zingt – hoe luide zal Franciscus daar hebben meegezongen – : ‘Arbor decora et fulgida’[22] [13]
Als ik dan ook den Kerstboom zie, dan zie ik de oude heidensche bedoelingen voorbij en zie uit den bodem te Bethlehem, gedrenkt met de tranen van het schreiend Kerstekind den kruisboom omhoog gaan, welks wortelen toch liggen op de plaats der kribbe. Dan kan ik met geen mogelijkheid dien Kerstboom veroordeelen, alleen het jammer vinden, dat er steeds meer komen aan welks voet geen kribbetje staat. Niet de kerstboom is te veroordeelen, laten wij Katholieken hem gerust mee propageeren, te veroordeelen is slechts, dat hij niet meer gezien wordt in het schoone verband van kribbe tot kruis.
Wij beschouwen het offer aan het Kruis als de bron van alle zegen en genade. Daar werd het pijnlijk offer volbracht, dat ons weer met God vereenigde. Maar het feest van de vereeniging van den mensch met God, het feest, dat zoo duidelijk voor ons uitdrukt, dat God ons heeft gezocht en de God met ons heeft willen wezen, is en blijft het Kerstfeest bij uitstek.
Laten wij dan Bethlehem en Golgotha in het innigst verband beschouwen en van de kribbe steeds weer den blik richten naar den Kruisboom, vanwaar ons alle heil gewordt, waaraan voor ons de geschenken van Gods liefde hangen, die we maar voor het plukken hebben. De glans van den Kerstboom doet dan, zonder het beeld van de armoede, door Sint Franciscus in zijn stal en kribbe bedoeld, te schaden, integendeel met daaraan nog dieper strekking en zin te geven, tegelijk de mogelijkheid aan de hand om de gedachte van de aan Sint Franciscus voorafgaande eeuwen met de zijne te verbinden, nl. Christus te zien als den overwinnaar, die door zijn armoede en zijn lijden voor ons den rijkdom en de heerlijkheid van zijn genaderijk heeft willen geven.
‘Arbor decora et fulgida’
Maak den kerstboom schoon en schitterend, maar zie aan zijn voet de kribbe staan, waarin het Lijden begon en de rijkste vruchten beloofde. Laat hij het beeld zijn van de genade en de zegening, welke God op dit feest begonnen is den menschen te schenken. En kan geen hooge en lichtende kerstboom in uw gezin dien glans verbeelden, het groen, waarin toch bijna altijd het kribbetje wordt gezet, is toch weer in het klein, wat in het groot de boom wil wezen. Het kleinste dennetakje is voor onze verbeelding groot genoeg om ons van de kribbe naar den kruisboom te doen gaan. En laten we blijder zijn, naarmate het ons mogelijk is, meer aan de weldaden van Gods genade te denken.
Och, het Kerstfeest is zoo mooi en zoo diep van zin. [14]
Drong men er dieper in door, wat grooter vreugde en vrede zou het brengen.
Gij, jonge mannen, wilt graag blijde zijn.
De vacantie-stemming, waarin ge verkeert, stemt U thans meer dan ooit tot blijdschap. Heilig deze vreugde en laat ze aanstekelijk werken. Heilig deze vreugde door er den diepsten grond bij U zelven van te leggen in de vreugde, welke het Kerstfeest U bij overweging van zijn heerlijkheid geven kan.
En draag die vreugde dan uit naar anderen. Gedeelde vreugd is dubbele vreugde. Tracht zoo blij te zijn in het besef van wat dit feest U geeft, dat uw vreugde vreugde wekt, uw vreugde gelijk ik zeide, aanstekelijk wordt. Kom stralend het huis in, uw Vader en Moeder en al de Uwen tegemoet, met een zon in uw hart om een zonnetje te zijn in huis heel de Kerstvacantie door, een zonnetje, dat er licht en warmte brengt.
Gij kunt dat zijn, gij moet dat zijn, als Gij op den heiligen Kerstnacht nog inniger en blijder dan alle andere dagen Jezus laat geboren worden in uw hart en Hem in U geboren voortaan in U leven doet. Gij bidt na de H. Communie, dat gij niet meer leeft, maar Jezus leeft in U. Laat dat leven van Jezus in U met Kerstmis nog weer opnieuw beginnen.
En zing dan uw blijdschap uit in den huiselijken kring, opdat er allen in uw blijde Kerststemming deelen.
Annie Salomons, een onzer meest begaafde schrijfsters van dezen tijd, [23] schreef in het Kerstnummer van de Maasbode enkele dagen geleden, dat het zoo’n mooi gebruik was, als kinderen thuis komend van scholen en pensionaten bij het kribbetje en van onder den Kerstboom, bij het licht van kaarsen of Kerstboomlampjes mooie Kerstliederen zingen op de scholen geleerd oude liederen zonder wijs er declameeren en zoo hun studie dienstbaar maken aan het huiselijk geluk. Ik mag U met haar dit aanbevelen als iets, dat uw ouders vreugde geven zal tevens een echo is van uw godsdienstig leven hier op school.
Een prettige vacantie wensch ik U, een blijde en zegenrijke vacantie, waarin de viering van het Kerstfeest in den huiselijken kring het hoogtepunt moge wezen om door dit feest bevestigd te worden in uw geloof, dat God U zoekt als een zijner meestgeliefden, uw hoop verlevendigt, dat Hij U helpen zal om uw studie goed ten einde te brengen, uw liefde ontvlamt om U alle offers te getroosten om de innigste vereeniging met Hem deelachtig te worden[24].
Zalig Kerstfeest, prettige vacantie.
- Typescript (NCI OP96.11) 14 pages. In the calendar of Titus Brandsma we find the note ‘Megen’ on Monday 23 December 1935 (NCI OP104.40). The typescript shows many corrections; We present the final, corrected text; we disregard the corrections made during typing; additions with a pencil we present in italics and deleted fragments we present in footnotes. ↑
- ‘Kerstmis thuis moogt vieren’ is corrected to: ‘met Kerstmis thuis moogt zijn’. ↑
- ‘den mensch’ is corrected to: ‘ons menschen’. ↑
- ‘daartoe medewerken’ is corrected to: ‘werken daartoe mede’. ↑
- ‘het’ is corrected to: ‘Gods’. ↑
- ‘en die vreugde, te vieren’ is corrected to: ‘dat wij vieren mogen’. ↑
- The last word of this sentence was ‘gelegen’, corrected to this place in the sentence. ↑
- Crossed out is: ‘die opvatting van’. ↑
- ‘die’ is corrected to: ‘zijn hooge’ ↑
- ‘er iemand over te horen spreken, die gelijk gezind is’ is corrected to: ‘er over te spreken met wie gelijk gezind zijn’. ↑
- Crosed out is: ‘hier’. ↑
- ‘het’ is corrected to: ‘dit’. ↑
- ‘en voldeed vooral die meer menschelijke beschouwing aan de neiging’ is corrected to: ‘en die meer menschelijke beschouwing voldeed veel meer aan de neiging en behoeften’. ↑
- Crossed out is: ‘of den rijken geleerden priester’. ↑
- Crossed out is: ‘weer’. ↑
- Crossed out is: ‘liefhebben’. ↑
- Crossed out is: ‘zoo’. ↑
- Crossed out is: ‘nog’. ↑
- Crossed out is: ‘wel’. ↑
- ‘aangepast en’ is corrected to: ‘aangepast. Zij’. ↑
- See: ‘Kerstboomen een heidensch gebruik?’, De Tijd, 18 Dec 1935, p.1. ↑
- ‘O lovely and refulgent Tree’, from a liturgical hymn. ↑
- Crossed out is: ‘die als bekeerlinge de schoonheden van het Katholiek geloof nog zoo warm aanvoelt als een telkens nieuwe openbaring’. ↑
- ‘om U de innigste vereeniging met Hem deelachtig te maken’ is corrected to: ‘om de innigste vereeniging met Hem deelachtig te worden’. ↑
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2025