Article
1926
In eigen tuin
Eenige dagen geleden kwam te Leeuwarden in de Pastorie van den Hoogeerw. Deken Xaas onder de schaduw van den ranken en sierlijken toren der St. Bonifatiuskerk, ’t verleden jaar door Z.D.H. den Aartsbisschop benoemde Bestuur der St. Bonifatiusbroederschap bijeen.
’t Was een blijde vergadering.
Het belooft goed te worden met de vereering van den H. Bonifatius in Nederland.
’t Is geen nieuwe godsvrucht. Bijna twaalf eeuwen leeft zij.
Sinds de Friezen in 755 den grooten Apostel en zijn gezellen den palm der martelaren schonken en de eerste vereerders van zijn relieken deze in zegetocht van stillen godsvrucht over Utrecht brachten naar zijn laatste rustplaats Fulda, is men uit de Duitsche en Dietsche gouwen steeds in hooge vereering opgegaan naar de beide heilige plaatsen, niet het minst naar Dokkum. Maar Duitschland was toch Nederland verre voor in de versiering van zijn nationaal heiligdom.
O, te Dokkum staat een heel mooi kerkje, een van de eerste van Cuijpers even buiten het stadje ligt de Bonifatiusbron, waarop een min of meer kunstzinnige pomp staat, maar het was niet dat, wat het eigenlijk zijn moest, zijn kon.
Naar de bron trok men op, zelfs in processie, door weiland, waarin de koeien graasden, door hoog of laag gras, door nat en vuil gras, zonder dat men er een meter vrijen grond had, waar men doen kon, waartoe de godsvrucht aanzette.
Zoo was het nog een paar jaar geleden, toen een veertig Friesche priesters samenkwamen op die gewijde plaats en het met Pastoor Arends eens bleken, dat het anders moest worden.
’t Is heel anders geworden.
En daarom was het verleden week te Leeuwarden zoo’n blijde vergadering. Men is begonnen met beslag te leggen op een vrij groot terrein, onmiddellijk aan de bron.
Betalen kon men het niet, maar niet zonder grond vertrouwde men op de vele vereerders die de H. Bonifatius in Nederland nog telt.
Zij zouden, zoo geloofde men, den grond, St. Bonifatius toegewijd wel vrijkoopen.
Voor een rijksdaalder ongeveer per vierkanten meter kon men het elk voor een deel doen.
En heel wat vereerders en vereersters kochten hun vierkanten meter om die in altijddurende erfpacht over te geven aan de parochie Dokkum.
Bisschoppen gingen voor en kochten tientallen meters, de Aartsbisschop 40, de Bisschop van Haarlem zelfs honderd vierkanten meters. Een vermogende familie kocht den grond vrij voor de plaatsing van een altaar, een andere voor de oprichting van een standbeeld. Honderden stuurden hun rijksdaalder aan den Pastoor van Dokkum, die lijsten van namen mocht schrijven in het Register van bezitters van St. Bonifatius grond.
En ijdel is zeker niet de verwachting, dat binnen niet te langen tijd de grond bij de bron geheel zal zijn vrijgekocht.
Het goede voorbeeld zal goed doen volgen.
Niet minder verblijdend was de medewerking der gemeente Dokkum. Het noodzakelijk geworden uitbreidingsprogram hield rekening met de wenschen van de vele vereerders van den grond rondom die bron. Het ontwierp een geheel nieuwe wijk, schilderachtig en smaakvol aangelegd aan en rondom de bron en het verbindingswater tot de pomp aan den grooten weg. Een breede met boomen beplante weg, loopt nu vanaf dien grooten weg langs de eene zijde van het water naar de bron, buigt zich daarom heen om langs de andere zijde van het water naar den grooten weg terug te gaan. Wel belemmert de wat starre houding van een bezitter van een der weilandperceelen over een klein gedeelte de voltooiing van den dubbelen bronweg, maar, al hebben Friezen harde koppen, wij kunnen moeilijk veronderstellen dat de bezitter niet voor een redelijk accoord zou te vinden zijn en hier geen oplossing naar den zin van beide partijen zal zijn te verkrijgen. Rondom de bron is een kleine parkaanleg ontworpen. Op dit park loopen weer een paar verbindingswegen uit, waaraan reeds hier en daar fraaie huizen verrijzen. Aan één zijde ligt het terrein der St. Bonifatius-stichting.
Wij kennen de bron met het omliggende weiland niet meer terug.
’t Is allemaal nieuw en anders geworden.
Een beeld van de nieuw opbloeiende Bonifatiusbroederschap.
Honderden nieuwe leden traden intusschen daartoe toe. In verschillende parochies werd de Broederschap daartoe nieuw opgericht, in sommige aanstonds met twee, driehonderd leden. Aan de spits staan, Workum en Blauwhuis, beide in Friesland, met ruim driehonderd elk.
Het hoofdmoment der openbare vereering zal zijn de dag der Nationale bedevaart, voorloopig geplant op Zondag en Maandag na het feest van den H. Bonifatius, op 6 en 7 Juni.
Het ligt in de bedoeling des Zondagsavonds de nationale hulde te openen met een luisterrijke plechtigheid in de mooie groote Bonifatius kerk te Leeuwarden, gevolgd door een feestvergadering in een der grootste zalen der stad. Het bestuur der Broederschap heeft grond voor de verwachting, dat Z.D.H. de Aartsbisschop en wellicht nog andere bisschoppen aan de nationale hulde zullen kunnen deelnemen en daaraan nog hoogeren luister zullen kunnen schenken. Tientallen pastoors hebben reeds hun komst met velen hunner parochianen toegezegd. De Bonifatiusbroederschap die dit jaar te Leeuwarden haar gouden feest viert, zal de gelegenheid niet ongebruikt laten om haar feestvreugde te vergrooten door de aansluiting bij de nationale.
Des Maandagsmorgens gaat men naar Dokkum.
Voor den nacht zou Dokkum zeker te klein zijn.
Dokkum zal ook te klein zijn voor dien dag.
Maar er zijn maatregelen genomen.
De Kerk is zeker te klein.
Maar het terrein is in aanleg en zonder te kunnen zeggen, nu reeds, welke plechtigheden er zullen plaats hebben, het eigen besloten terrein biedt de gelegenheid tot kerkelijke plechtigheden, waaraan zeker de meest mogelijke luister zal worden bijgezet.
Ook die aanleg kost nog veel geld, de ophooging van het terrein vraagt nog weer extra acht duizend gulden, de beplanting een vijfduizend, een gedeeltelijke overdekking twee en een half tot drieduizend, evenzooveel een standbeeld ter eere van St. Bonifatius in het midden van het terrein vlak over de bron, niet minder ook het overdekte altaar, maar waar Katholiek Nederland reeds zoo ondubbelzinnige blijken gaf van nieuw opbloeiende godsvrucht tot hem, die zijn bloed gaf tot bekeering van Nederland, daar komen van een of andere zijde de bedragen voor de aangegeven doeleinden wel in.
Ik ben echter nog niet aan het einde van mijn jubelzang.
Er is nog meer.
Ter gelegenheid van de nationale bedevaart verschijnt een St. Bonifatiusboek dat misschien een Jaarboek wordt waarvoor reeds verschillende schrijvers bijdragen toezeiden of inzonden. Ik noem Pater Kronenburg C.S.S.R., over diens vereering in Nederland, Prof. Dr. Brom over zijn plaats in de beschavingsgeschiedenis des vaderlands, Prof. Dr. Mulder S.J. over zijn opvoedkundige beteekenis, Prof. Dr. Jong uit Rijsenburg over de oude levens, Pater Molenaar uit Sittard wellicht over zijn innerlijk leven. Dr. Felix Rutten schrijft over het heiligdom te Dokkum, dat hij persoonlijk bezocht om er vol geestdrift over te kunnen schrijven. Zijn echtgenoote Marie Koenen geeft een mooi verhaal uit den tijd van den Bisschop-Martelaar. Zelf hoop ik ook een plaatsje over te houden voor een bijdrage of een bloemlezing uit oude geschriften.[2] Ik legde reeds beslag op een mooi versje van J. Stalpart van der Wielen door hem zelven ook getoonzet. Reproductie van mooie schilderijen en beelden zullen de uitgave sieren, in één woord, de Broederschap hoopt er iets moois van te maken, terwijl het toch voor een gulden te koop zal zijn.
Nog iets anders eindelijk organiseerde de nieuwe Broederschap.
Ook de radio moest de lof van Bonifatius verkondigen en zijn naam over de Nederlandsche gouwen doen weerklinken.
Men heeft er over gedacht, de feestvergadering op Zondagavond 6 Juni over te seinen naar Hilversum. De lof van St. Bonifatius zou er weerklinken met de muziek van een Bonifatius-oratorium, hetzij van Niclai, hetzij van Wilberger. Misschien vervangt ook andere muziek een der beide oratoria, die, hoewel niet zonder verdienste, voor uitvoering op dien avond niet onder alle opzichten in aanmerking komen. Mgr. v. Schaik uit Culemborg en Kap. Bruggeman uit Leeuwarden bereiden de muziekuitvoering van dien avond voor en zijn er ons borg, dat er iets goeds geboden wordt. Maar het schijnt bezwaarlijk dien avond uit te seinen. Daarom besloot men tot inslaan van een eenvoudiger weg. Pastoor Perquin O.P. te Amsterdam was dadelijk bereid een Dinsdagavond vrij te maken voor de Broederschap. En zoo zal morgenavond, Dinsdag 23 Maart, de H.D.O. van Hilversum aan geheel Nederland brengen behalve een rede, die geen aanbeveling meer behoeft, van Prof. Dr. Brom over ‘Bonifatius’, de Missa Sancti Bonifati, Introitus en Graduale in het Gregoriaansch, Kyrie, Gloria, Sanctus en Benedictus van Orlando de Lasse, uitgevoerd door een Utrechtsch koortje van dames en heeren onder leiding van den heer Heijmans, Directeur van het zangkoor van de kerk aan de Biltstraat, te Utrecht.
Een heerlijke gedachte is het zeker, zoo Bonifatius’ naam over en door Nederland te hooren gaan.
Er zijn wel bloempjes ontloken aan de groene Friesche wei, bloempjes die zich laten plukken en uitdeelen aan al wie er een tuiltje van wenscht.
Wij voelen weer, dat we in Gods Kerk ook een eigen tuintje hebben. We hebben Heiligen, bloemen van Gods tuin in alle landen der wereld, maar ook in Nederland. We hadden en hebben veel te veel de gedachte, dat de Heiligen verre van ons af, heel hoog boven ons staan.
We worden door de vereering van onze Vaderlandsche Heiligen gewaar, dat ook Nederlands grond Heiligen kweekt.
Uitheemsche bloemen zijn in Nederland in eere. Chrysantemums en oleanders bloeien er en sieren Kerk en huis. Maar we hebben ook mooie eigen bloemen. Onze tulpenvelden zijn beroemd, onze rozen evenaren de schoonste. Zoo ook in de Kerk. Eerbied en vereering voor een Kleine Teresia, het beminnelijk Carmelietje uit Frankrijk, een H. Antonius in Portugal geboren, in Italië gestorven, maar eerbied en vereering niet minder voor de Heiligen uit eigen Kring, voor een Canisius en Bonifatius en hoeveel anderen we zouden kunnen noemen. Voor heden mogen we, omdat op hem de omstandigheden bijzondere aandacht vestigen, ons bepalen tot een opwekking tot nationale, werkelijk nationale hulde aan Bonifatius, een der mooiste rozen uit onzen eigen tuin.
Nijmegen.
Dr. Titus Brandsma, O.Carm.
- Published in many newspapers, a.o. in: Nieuwe Haarlemsche Courant, 22 March 1926, page 1. ↑
- Titus Brandsma published two articles in the book, see: ‘De bron van den H. Bonifatius te Dokkum’, St. Bonifatiusboek, Nijmegen-Utrecht 1927, 52-62, and: ‘Het Eerherstel der Friezen’, St. Bonifatiusboek, Nijmegen-Utrecht 1927, p. 148-157. ↑
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2025