Article
1926
Over de ‘Ware Godsvrucht’
Het is mijn bedoeling niet, uitvoerig in te gaan op de artikelen van prof. Geurts en pater H. Clemens, Montfortaan, over de Ware Godsvrucht volgens den Zaligen Grignon de Montfort.[2] Alleen omdat ik het heel jammer zou vinden, dat om een naam het heerlijke mooie, in deze godsvrucht gelegen, minder sympathiek zou worden voor wie anders voor de zaak veel zouden voelen, ben ik zoo vrij de aandacht te vestigen op een naam, die meer beantwoordt aan hetgeen in de genoemde godsvrucht in Nederlandsche vertaling thans wordt aangeduid met ‘slaaf’ en ‘slavernij’. In onze middelnederlandsche geestelijke letterkunde, waarin de gedachte van algeheele toewijding aan God zelven en ook aan Zijn Heilige Moeder met insluiting van volledige afhankelijkheidserkenning volstrekt niet onbekend is, wordt in verband daarmede, voorzoover mij bekend is, minder gesproken van ‘slaaf’ en ‘slavernij’, maar veeleer van het veel zachtere maar voor den zin zeker zoo juiste ‘eigene-zijn’ van God of van Maria. In de voorstelling leefde de lijfeigenschap. Dit was in die voorstelling de meer humane vorm van afhankelijkheid en drukte zeker in betrekking tot God en Maria een meer innige verhouding uit, dan het woord ‘slaaf’ of ‘slavernij’ zou hebben gedaan. Waarom zouden we niet, vooral nu over deze laatste woorden misverstand dreigt te ontstaan, terugkeeren tot het oude spraakgebruik en spreken in plaats van ‘slaaf van Maria’ van ‘Maria’s eigene’, in plaats van ‘slavernij’ van het ‘eigene-zijn’. Ik geef toe, niet allen zullen het woord ‘eigene’ of ‘eigen’ zijn van Maria steeds goed verstaan en voor minder ontwikkelden zal het woord ‘slaaf’ sterker spreken, maar daar staat tegenover, dat het bij eenige verspreiding der godsvrucht spoedig in den waren zin zal begrepen worden en bij minder goed begrip, dat men van het woord ‘slaaf’ toch blijkbaar even goed heeft, de misduiding minder onaangenaam is.
Pater Clemens schrijft zelf over den naam ‘slavernij’, dat hij op dien naam niet verliefd is, dat deze nu eenmaal den harden bij-klank van dwang-toestand heeft. Hij vraagt: ‘Weet iemand daarvoor een passender en zachter naam dan den naam ‘slavernij’, maar die volledig zegge, wat de zaak is, en die dus ten volle uitdrukke een staat van volstrekt-algeheele afhankelijkheid — hij doe hem ons aan de hand; wij zullen hem volgaarne overnemen.’ Het Latijnsche ‘servus’ en ‘servi’ verbasterde hier oudtijds tot ‘serf’ en serfs’, waaronder echter geen ‘slaaf’ of ‘slaven’ werden aangeduid, maar ‘lijfeigenen’ of ‘eigenen’. Dit woord ging over in de geestelijke letterkunde, had eeuwen in die beteekenis burgerrecht. Moge het dit weder verkrijgen en onder deze nieuwe oude benaming de Ware Godsvrucht tot Maria volgens den Z. Grignon de Montfort in Nederland vele zielen, die dan ‘keurzielen’ mogen worden, door Maria tot inniger vereeniging brengen met God.
Dr. Titus Brandsma, O. Carm. Nijmegen.
- Published in: De Tijd, 14 August 1926, 1; see NCI OP29.22. ↑
- Brandsma refers to reactions of p. Clemens on ‘de Ware Godsvrucht’ (August 6, 7 and 10, 1926) on the articles of Prof. Geurts on ‘Fransche devoties’ (May 31, June 5, June 29 1926) in De Tijd. ↑
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2025